Overslaan en naar de inhoud gaan

Grote klokjesbij Chelostoma rapunculi

Foto: Tjerk Nawijn

Indeling

Megachilinae [subfamilie]
Chelostoma [genus] (4/4)
rapunculi [soort]

Eén generatie. Overwintert als prepop in een cocon. Bouwt een lineair nest in dood hout en holle stengels. Maakt ook gebruik van nestblokken. Nesten bestaan uit 1-6 achter elkaar aangelegde broedcellen in holten met een doorsnede van 3-5 mm. De tussenwanden en de sluitprop van het nest lijken sterk op die van Chelostoma florisomne. Oligolectisch, gespecialiseerd op klokjes. In Nederland vooral gemeld van grasklokje. Daarnaast op circa 15 andere plantensoorten waargenomen die wellicht als nectarbronnen dienen. Deze klokjesbij betreedt de bloem langs de stijl, zuigt nectar uit de nectariën op de bloembodem en veegt intussen het stuifmeel, dat aan de stijl geplakt zit, met de poten in haar buikschuier (van Breugel 2002). Schlindwein et al. (2005) berekenden dat voor de ontwikkeling van één larve gemiddeld 4,9 miljoen pollen van rapunzelklokje verzameld moeten worden. Dit is gelijk aan de totale hoeveelheid pollen die geproduceerd wordt door gemiddeld 59 bloemen, ofwel 1,7 planten, als wordt uitgegaan van gemiddeld 35 bloemen per plant. De mannetjes slapen vaak in klokjes, waarbij ze zich soms met hun kaken vastbijten aan de stijl van de bloem (van Breugel 2002).

Als koekoeksbij is Stelis minuta bekend (Kornmilch 1995). Stöckhert (1933) noemt de knotswespen Sapyga quinquepunctata en Sapyga similis en Stelis breviuscula als nestparasieten. Westrich (1989b) betwijfelt echter of S. breviuscula als koekoeksbij in aanmerking komt. Ook aan de opgaven van de knotswespen kan getwijfeld worden omdat deze twee soorten waarschijnlijk alleen bij metselbijen parasiteren (Peeters et al. 2004).

 

Bron

Auteur(s)

Peeters, Th.M.J.

Publicatie