De ranonkelbij is vrij algemeen op de hoge zand- en lössgronden. Naar het noorden wordt de soort wat schaarser. Uit het westen van het land zijn slechts oude opgaven bekend. De ranonkelbij nestelt in dood hout met natuurlijke of kunstmatige gaten en in holle stengels. Voorbeelden van nestelplaatsen zijn oude gangen van kever(larven) en van rieten daken. Het is een oligolectische bij die gespecialiseerd is op boterbloemen (Ranunculus). Als broedparasieten worden onder andere de gewone knotswesp Sapygaclavicomis en de goudwesp Chrysis ignita genoemd. De opgaven uit augustus en september zijn nog niet gecontroleerd.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.