Deze wespbij is herkenbaar aan de relatief lange roodachtige beharing op de kop en de thorax. De gele vlekken op het scutellum zijn roodomrand. Ze is algemeen op de pleistocene zandgronden en in Zuid-Limburg. Alle opgaven uit het westen van het land dateren uit de vorige eeuw, of het begin van deze eeuw. De belangrijkste gastheer voor deze wespbij is Andrena vaga. Daarnaast wordt ook Andrena cineraria geparasiteerd door Nomada lathburiana. De vliegtijd is van eind maart tot begin juni. Er zijn vage aanwijzingen dat er mogelijk een partiële tweede generatie is, dat moet echter nog goed onderzocht worden. Voorlopig betreft dit alleen vondsten van mannetjes. Ook welke waard dan in aanmerking zou komen is nog een vraagteken.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.