Eén generatie. Een laat in het voorjaar verschijnende soort. Ontwikkelingsduur van onvolwassen stadia als Bombus barbutellus. Nestelt ondergronds. Bouwt voor zover bekend zelf geen nest, maar betrekt oude nesten van kleine zoogdieren. Kolonies middelgroot, met 80-150 individuen. 'Pollen-storer'. Polylectisch. In heidegebieden foerageren koninginnen en werksters vooral op grasklokje en struikhei, in hoogveengebieden zijn blauwe bosbes en blauwe knoop favoriet. In bloemrijke kalkgraslanden worden zij veelvuldig aangetroffen op blaassilene, blauwe monnikskap en verschillende soorten klokjes. In parkachtige hellingbossen zijn koninginnen in het voorjaar vaak op appel, wilde hyacint en zoete kers aan te treffen. Mannetjes met hun kortere tong foerageren voornamelijk op bloemen met ondiepe bloembuizen, zoals kaardebol, grote centaurie, wilde marjolein en verschillende soorten distels.
De koekoekshommel B. quadricolor (Lepeletier, 1832) (niet in Nederland) parasiteert bij deze soort.
Bron
Auteur(s)
Roos, M.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland Naturalis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongwervelden, Leiden. [link]