Overslaan en naar de inhoud gaan

Vierkleurige koekoekshommel Bombus sylvestris

Foto: Henk van Woerden

Indeling

Apinae [subfamilie]
Bombus [genus] (31/29)
sylvestris [soort]

Een van de koekoekshommelsoorten waarvan overwinterende koninginnen het vroegst in het jaar verschijnen en hun cyclus ook het snelst voltooien. Dit heeft te maken met het vroege vliegseizoen van de belangrijkste gastheren. Ook mannetjes verschijnen gemiddeld vroeger dan andere koekoekshommelmannetjes: begin mei. Jonge koninginnen worden 's zomers relatief weinig gezien, omdat zij na de paring al snel hun overwinteringsplek betrekken. Ontwik- kelingsduur van onvolwassen stadia als Bombus barbutellus. Vliegbanen van patrouillerende mannetjes van vlak boven de grond tot op circa 2 m hoogte. Langs bosranden kunnen mannetjes daarbij ook vaak zonnend op bladeren worden aangetroffen.

De soort parasiteert bij B. pratorum en B. jonellus. In het vroege voorjaar foerageren vrouwtjes het talrijkst op paardenbloem en wilg. Hoewel de meeste op mannelijke wilgenkatjes worden aangetroffen, bezoeken zij ook regelmatig vrouwelijke katjes voor nectar. In bossen op zandgrond hebben ze een sterke voorkeur voor bloemen van blauwe bosbes en sporkehout, in tuinen zijn zij aan te treffen op rode ribes. Mannetjes verblijven vaak met meerdere bij elkaar, soms vele tientallen. Vrijwel altijd blijven zij net als de vrouwtjes in de beschutting van bomen en struiken. Gewone braam is waarschijnlijk hun meest favoriete plant.

Slechts zelden lukt het om de soort daarop niet aan te treffen; zelfs tijdens zware regen zijn zij hierop te vinden, maar dan doorweekt en hangend aan de onderkant van de bladeren. Ook bezoeken zij vaak distelbloemen. In straatgroen en plantsoenen foerageren ze talrijk op sneeuwbes. In goed ontwikkelde slootranden is de soort regelmatig te vinden op gewone smeerwortel, koninginnenkruid en wilgenroosje. In moerasachtige gebieden zijn kale jonker en echte valeriaan de belangrijkste voedselplanten. Op heideterreinen foerageren ze af en toe op gewone dophei, steeds op minder dan enkele tientallen meters van de bosrand.

 

Bron

Auteur(s)

Roos, M.

Publicatie