Eén generatie. De paring vindt plaats op een hoogte van vier tot vijf meter, op de bladeren van bomen (Kocourek 1966, Leys 1978). Nestelt communaal: tot ongeveer 80 vrouwtjes maken gebruik van dezelfde, vrij grote nestingang in de grond. De nestgang is meer dan 30 cm diep, met zijgangen in alle richtingen. Elke zijgang eindigt in een broedcel. Nadat een cel bevoorraad is, wordt de zijgang dichtgemaakt met aarde (Leys 1978). Pollenanalyse uit broedcellen in Nederland (Leys 1978) en Engeland (Edwards & Telfer 2002) geven aan dat de vrouwtjes monolectisch zijn op zomereik. Volgens Westrich (1989b) is de soort echter polylectisch, met voorkeur voor zomereik, en foerageert ze ook op spaanse aak en tweestijlige meidoorn. Mogelijk zijn deze gegevens deels gebaseerd op exemplaren die alleen nectar verzamelden.
Belangrijkste broedparasiet is zeer waarschijnlijk Nomada mutica (Smit 2006A, Westrich 1989b). Nomada marshamella is als zekere broedparasiet uit de nesten opgegraven, maar die parasiteert waarschijnlijk slechts incidenteel bij Andrena ferox (Smit 1996). Mogelijk is ook Nomada flava incidentele broedparasiet (Edwards & Telfer 2002).
Bron
Auteur(s)
Smit, J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland Naturalis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongwervelden, Leiden. [link]