Eén generatie. Extreem vroege (8 maart 1997, Milsbeek (li), vrouwtje; 28 maart 2003, Savelsbos (li), vrouwtje; eind maart 2004, Koudekerke (ze), vrouwtje) en late waarnemingen (11 september 2003, Vrouwenpolder (ze), drie verse mannetjes en een vrouwtje) (Calle & Jacobusse 2008, Smit & Smit 2006; databestand EIS-Nederland) duiden waarschijnlijk op te vroeg uitsluipen van overwinterende imago's. Nestelt soms in aggregaties. De nesten blijven tijdens de verzorgingsfase open, maar worden gesloten tijdens de middaguren. De broedcellen liggen op een diepte van 5-10 cm en hun celwanden zijn voorzien van kleine druppels van een onbekende vloeistof (Malyshev 1926, 1935).
Voor stuifmeel is deze zandbij in ons land geheel afhankelijk van heggenrank, wat ook is bevestigd door pollenonder- zoek (Dingemans-Bakels 1972, Westrich 1989b). Stuifmeel wordt vooral 's morgens verzameld, voordat andere bloembezoekers op heggenrank actief worden. Hoewel de nectarhoeveelheid van heggenrankbloemen laag is en vooral in de middag wordt geproduceerd, wordt door beide seksen ook nectar van deze plant verzameld (Schröder & Lunau 2001A, 2001B). In ons land wordt ook wilde liguster als nectarbron gebruikt. ondanks vele observaties is tot dusverre geen broedparasiet waargenomen. De waaiervleugelige Stylops melittae is in de volwassen bijen aangetroffen als parasiet (Smit & Smit 2006).
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland Naturalis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongwervelden, Leiden. [link]