Overslaan en naar de inhoud gaan

Schoorsteensachem Anthophora plagiata

Indeling

Apinae [subfamilie]
Anthophora [genus] (9/8)
plagiata [soort]

Eén generatie. Eistadium duurt 7-8 dagen, larvenstadium 3-4 weken. De prepop overwintert en verpopt in het voorjaar. Popstadium duurt ongeveer 30 dagen (Banaszak 1971). Vrouwtje nestelt bij voorkeur in verticale wanden of muren, soms ook in een horizontaal vlak. Soms met wel 10.000 exemplaren bij elkaar (Friese 1923). Nest is vertakt en lineair en bestaat meestal uit twee of drie gangen. Tijdens het graven wordt water gehaald om het substraat losser te maken. Van het losse materiaal maakt het vrouwtje balletjes, waarmee ze een nestingang maakt in de vorm van een naar beneden wijzend schoorsteentje (net als schoorsteenwespen Odynerus, Peeters et al. 2004). De functie van dit buisje is niet duidelijk. Het kan gemist worden, want als het door regen wordt weggespoeld maakt het vrouwtje geen nieuw schoorsteentje. Norden (1984) vermoedt dat het een warmteregulerende functie heeft: de schoorsteen warmt eerder op dan het nest. Vaak zit het vrouwtje 's morgens in de buis. Wellicht warmt ze zo sneller op en kan ze eerder beginnen met foerageren. In een aggregatie kan de buis ook als visueel of geuroriëntatie- punt dienen: bij het metselen van de schoorsteen voegt het vrouwtje waarschijnlijk geurstoffen toe. Wanneer het buisje circa 3,5 cm is, wordt het uitgegraven materiaal vlak bij het nest gedeponeerd. Per gang maakt ze achteruit werkend 1-4 cellen. Is een cel klaar, dan voert ze eerst stuifmeel aan en daarna nectar, waarop een ei wordt gelegd. Ze sluit het nest met een wandje van leem afkomstig van het schoorsteentje, of, als dit verdwenen is, van het uitgegraven materiaal vlak bij het nest. Polylectisch. In Nederland gemeld van gele morgenster, maar in het buitenland bekend van vele andere plantensoorten uit diverse families.

Thyreus orbatus is zeker een koekoeksbij, want deze is gekweekt uit de nesten van Anthophora plagiata. Coelioxys conica, C. rufescens, Melecta albifrons en M. luctuosa zijn bij de nesten waargenomen en ook larven van de oliekevers Meloe violaceus en Sitaris muralis zijn als broedparasieten gevonden. De larve van de bronswesp Monodontomerus dentipes eet de volgroeide bijenlarve op. Banaszak (1971) noemt de goudwespen Chrysis ignita en Chrysura austriaca als broedparasieten, maar dit wordt door anderen betwijfeld (Kimsey & Bohart 1990, Kunz 1994).

 

Bron

Auteur(s)

Nieuwenhuijsen, H.

Publicatie