Overslaan en naar de inhoud gaan

Groefbijen Lasioglossum

Foto: Dick Belgers

Indeling

Halictinae [subfamilie]
(87 soorten in totaal / 75 gevestigd)
Lasioglossum [genus] (48/40)

Indeling

Halictinae [subfamilie]
(87 soorten in totaal / 75 gevestigd)
Lasioglossum [genus] (48/40)

Herkenning Kleine (6-9 mm), zwarte bijen met lichte, in het midden onderbroken haarbandjes op het achterlijf. Bij het vrouwtje zijn de achterranden van de achterlijfssegmenten enigszins licht en doorschijnend. Zowel bij mannetje als vrouwtje kan het achterlijf soms gedeeltelijk rood zijn. Bij het mannetje zijn de poten gedeeltelijk geel. In tuinen komen twee zeer moeilijk te onderscheiden soorten voor (de gewone geurgroefbij en de berijpte geurgroefbij). Verwarring is ook mogelijk met de parkbronsgroefbij, die echter een bronsachtige glans heeft; bovendien liggen de haarbandjes bij de parkbronsgroefbij langs de achterrand van de segmenten en bij Lasioglossum-soorten langs de voorrand.

Voorkomen Algemeen en wijd verspreid in heel Nederland.

Biotoop Allerlei open en droge terreinen.

Nestelwijze Nestelt in zelfgegraven gangen in de grond.

Vliegtijd In het voorjaar, van april tot juni, zijn alleen vrouwtjes te vinden. Deze hebben overwinterd en leggen in het voorjaar nieuwe nesten aan. Vervolgens sterven zij, waarna in juni t/m september verse mannetjes en vrouwtjes verschijnen. De mannetjes sterven na de paring, terwijl het vrouwtje aan het einde van de zomer een plek zoekt om te overwinteren.

Bron

Auteur(s)

Reemer, M.