Overslaan en naar de inhoud gaan

Breedkaakgroefbij Lasioglossum laticeps

Foto: John Smit

Indeling

Halictinae [subfamilie]
Lasioglossum [genus] (48/40)
laticeps [soort]

Eén generatie. Volwassen vrouwtjes overwinteren. Het vliegtijddiagram duidt op een apart werksterbroed. Packer (1983) bestudeerde de biologie en de socialiteit van deze soort in een kolonie aan de kust van Dorset (Engeland). Gedurende het seizoen werden twee broedsels grootgebracht, een in het voorjaar en een in de zomer. De cellen van de eerste fase lagen in een holte direct aan de nestgang op een diepte van 6-10 cm. De cellen van de tweede fase werden in dezelfde gang aangelegd in een holte op een diepte van 8-15 cm. De holte van de cellen van de eerste fase werd gevuld met grond die uit de holte van de cellen van de tweede fase afkomstig was. ongeveer 5 cm beneden de tweede holte eindigde de nestgang in een blind zijgangetje. De nesten werden vrijwel alle door één vrouwtje gesticht. In één geval werd gezien dat twee vrouwtjes een nest binnengingen en bij uitgraving bleek één nest een tweemaal zo groot aantal cellen te bevatten als normaal. Beide waarnemingen kunnen duiden op het incidenteel voorkomen van polygynie (de stichting van een nest door meerdere vrouwtjes). Lasioglossum laticeps is een primitief-sociale soort en de socialiteit is laag ontwikkeld. Dit bleek uit waarnemingen van Packer (1983). Het eerste broedsel bestond voor een kwart uit mannetjes; het tweede bevatte meer mannetjes dan vrouwtjes. Er was slechts weinig grootteverschil tussen de neststichters en de werksters uit het eerste broedsel. Een groot percentage van de werksters vertoonde ontwikkelde ovaria. En ten slotte bleven de cellen na de provisiefase afgesloten. Duidelijk polylectisch, in Nederland op een groot aantal verschillende plantenfamilies. Nogal veel op paardenbloem aangetroffen.

Sphecodes ephippius en S. ferruginatus zijn genoemd als broedparasiet (Westrich 1989b).

 

Bron

Auteur(s)

Meer, F. van der

Publicatie