Overslaan en naar de inhoud gaan

Waaiergroefbij Lasioglossum pallens

Foto: Tim Faasen

Indeling

Halictinae [subfamilie]
Lasioglossum [genus] (48/40)
pallens [soort]

Eén generatie. Solitair. De levenscyclus wijkt af van die van de andere inlandse groefbijen. Het bevruchte vrouwtje bouwt een nest in het voorjaar, legt eieren en voorziet de broedcellen van proviand voor de larven. De larven verpoppen. Vervolgens vindt de metamorfose naar imago's plaats, waarna de dieren — in tegenstelling tot onze andere inlandse groefbijen — in de nesten blijven, zowel mannetjes als vrouwtjes. Beide seksen overwinteren dus als volwassen dier, verlaten in het vroege voorjaar de nesten en vliegen dan tezamen. Een waarneming van een mannelijke groefbij in deze tijd van het jaar vormt een sterke aanwijzing dat het om deze soort gaat. Mannetjes vertonen zwermgedrag rondom opvallende struiken (Raemakers 2004a). Hierna vindt de bevruchting plaats en een nieuwe levenscyclus vangt aan. Vermoedelijk polylectisch. In Nederland gemeld van paardenbloem. Pollenonderzoek bij twee Duitse exemplaren leverde stuifmeel op van boterbloem, kruisbloemen, muur en roosachtigen (Westrich 1989b). Petit (1997) vond bij Luik in België een vrouwtje op meidoorn.

Als broedparasiet is de eveneens recent in Nederland gevonden Sphecodes majalis bekend (Raemakers 2004a).

Bron

Auteur(s)

Meer, F. van der

Publicatie