Overslaan en naar de inhoud gaan

Zesbandgroefbij Halictus sexcinctus

Foto: Tim Faasen

Indeling

Halictinae [subfamilie]
Halictus [genus] (13/10)
sexcinctus [soort]

Eén generatie. In Midden-Europa wordt de soort solitair genoemd (Knerer 1968). In Griekenland vond Richards (2001) twee zomerbroedsels, waarvan het eerste veel meer vrouwtjes dan mannetjes bevatte. De neststichtsters waren 7-12% groter dan de vrouwtjes van het eerste zomerbroed binnen hetzelfde nest. De eieren van het tweede zomer- broed werden gelegd door de neststichtsters (voor zover nog in leven) en de vrouwtjes van het eerste broed. Bij 25% van de vrouwtjes van het tweede broed waren de ovaria niet ontwikkeld. Daar is de soort dus partieel bivoltien en zijn er aanwijzingen voor een zwak ontwikkelde sociale cyclus. Nestelt in de grond, vaak in grote aggregaties, in steile wanden maar ook in vlak terrein zoals in verdichte bodems van voetpaden. De hierna volgende beschrijving van de nest- bouw is gebaseerd op Pesenko et al. (2000). In verticale wanden buigt de hoofdgang, die een doorsnede van 9 tot 10 mm heeft en aanvankelijk horizontaal verloopt, onder een — soms loodrechte — hoek naar beneden. In zandgrond wordt de wand van de nestgang versterkt met een door de neststichtster uitgescheiden substantie. Korte zijgangetjes met een lengte van 5-18 mm en een doorsnede van 5-7 mm leiden alle naar een enkele cel. De cellen zelf meten 20 bij 10 mm. Nadat de cellen bevoorraad en van eieren voorzien zijn, sluit de neststichtster zichzelf in totdat het nieuwe broed de cellen verlaat. In Nederland gevonden op grote centaurie. Volgens Westrich (1989b) polylectisch, maar toch vooral op composieten als centaurie, distels, paardenbloemen en dergelijke.

Koekoeksbij is Sphecodes gibbus (Celary 1991, Westrich 1989b). In meer zuidelijke delen van Europa is in het voorjaar S. albilabris mogelijk een koekoeksbij (Martin 2012).

 

Bron

Auteur(s)

Meer, F. van der

Publicatie