De tarsen van de midden- en achterpoten en de schenen van de achterpoten van de vrouwtjes van Halictus rubicundus hebben een oranjegele kleur. De soort is ongeveer 10 mm lang. Dit is in Nederland de algemeenste van de grotere Halictus-soorten. Deze polylectische, primitief-sociale soort graaft haar nesten zelf in de grond. De dieren nestelen vaak in groepen bij elkaar op zandpaden of tussen de bakstenen van opritten in steden of dorpen. Op Terschelling werd een grote kolonie aangetroffen langs de kwelderrand, die tenminste eenmaal per jaar wordt overspoeld (Van der Blom 1980). Het bevruchte vrouwtje legt na het overwinteren eerst eieren waaruit werksters komen. Later gelegde eitjes leveren vrouwtjes en mannetjes op. Alleen de bevruchte vrouwtjes overwinteren. De bloedbij Sphecodes gibbus is vastgesteld als koekoeksbij. Een eeuw geleden schreef Jac. P. Thijsse (1899b) een zeer lezenswaardig artikel over deze groefbij.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.