Eén generatie. Overwintert als prepop. De mannetjes patrouilleren langs bloeiende planten waarop vrouwtjes foerageren. Nestelt in zelfgegraven nesten in de grond, vaak in harde, kleiige bodems. De solitaire nesten liggen vaak aan de voet van graspollen, beschaduwd door hogere begroeiing. Zowel kleine als grote nestgroepen zijn bekend (Edwards 1998). Van de rechte hoofdgang splitsen onder een rechte hoek zijgangen af. De solitaire broedcellen liggen horizontaal op het eind van de zijgangen. Er worden maximaal 15 broedcellen gebouwd en elke kamer wordt met een wasachtig secreet afgesmeerd (Celary 2006, Malyshev 1917, 1923, Tirgari 1968). Volwassen larve (prepop) en pop zijn beschreven door Rozen & McGinley (1974a). Oligolectisch, gespecialiseerd op vlinderbloemen. Elders in Europa graag op luzerne, maar in Nederland meestal op witte klaver. De pollen worden gemengd met nectar getransporteerd. Simmelhag (1954) bestudeerde de vliegactiviteit op luzerne gedurende het jaar en gedurende de dag op het Deense eiland Man. De soort vloog daar vooral eind juli en was minder actief bij harde wind. De optimale vliegactiviteit werd vastgesteld bij temperaturen van I9-24°C, tussen 5.00 en 19.00 uur, met een optimum tussen 11.00 en 13.00 uur.
Als koekoeksbij is Nomada flavopicta bekend (Yarrow 1941). De mannetjes slapen elke avond samen op planten (Amiet et al. 2007, Yarrow 1940).
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland Naturalis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongwervelden, Leiden. [link]