Overslaan en naar de inhoud gaan

Distelbehangersbij Megachile ligniseca

Foto: John Smit

Indeling

Megachilinae [subfamilie]
Megachile [genus] (18/15)
ligniseca [soort]

Eén generatie. Mannetjes verschijnen eerder dan vrouwtjes. De cylindrische cocon is perkamentachtig, donkerbruin, heeft een platte top en is bedekt met grijsgele uitwerpselen. Nestelt solitair. De soort nestelt in Rusland in bestaande gangen in dood hout met een doorsnede tot 9 mm, zoals gangen veroorzaakt door vraat van de wilgenhoutrups (Romasenko 1983a). Van de nestopeningen is 60% op het oosten gericht. Het nest bestaat uit 2-9 cellen met een diameter van 7-8 mm en een lengte van 14-15 mm. Het bouwmateriaal is afkomstig van stevige bladeren van berk, roos en esdoorn. Tussen de laatstgebouwde cel en de prop van gekauwd hout die het nest afsluit, zijn 1-2 lege kamertjes. Het ei wordt bovenop een vloeibaar mengsel van nectar en stuifmeel gelegd. In het voorjaar duurt het bouwen van een cel zes uur en het provianderen 10 uur. Het vrouwtje is per dag 9,5 uur actief. Zij bouwt en proviandeert dus één cel per twee dagen. In de zomer gaat het veel sneller. Eén geobserveerde bij haalde stuifmeel van een akkermelkdistel op slechts 4 m van het nest (Banaszak & Romasenko 1998, Romankov & Romankova 1998). Polylectisch. Bloembezoek is waargenomen op composieten, klokjesachtigen, lipbloemen en vlinderbloemen (Romankov & Romankova 1998). In Nederland heeft de soort een voorkeur voor distels van het genus Cirsium, vandaar zijn nieuwe Nederlandse naam. Vroeger werd de soort klaverbehangersbij genoemd (Raemakers 2004b). waarschijnlijk is Coelioxys alata een broedparasiet (Jelle Devalez pers. med.).

 

Bron

Auteur(s)

Nieuwenhuijsen, H.

Publicatie