Vrouwtje met witte buikschuier; achterranden van tergiet 3-4 niet dicht bestippeld; tergiet 6 heeft basaal twee witte viltvlekken. Mannetje met tarsleden 2-5 van voorpoot bruin en normaal van vorm; tergiet 6 dicht, witviltig behaard en achterrand met tanden. Te verwarren met Megachile pilidens; bij vrouwtje van die soort zijn achterranden van tergieten 3-4 dicht bestippeld; bij mannetje M. pilidens zijn tarsleden 2-5 van voorpoot geelwit (Peeters et al. 2006). Lengte vrouwtje 10-11 mm, mannetje 8-10 mm. Vanwege de hoge zoemtoon van het vrouwtje noemde Jac. P. Thijsse deze soort het zilveren fluitje.
Bron
Auteur(s)
Nieuwenhuijsen, H.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., H. Nieuwenhuijsen, J. Smit, F. van der Meer, I.P. Raemakers, W.R.B. Heitmans, K. van Achterberg, M. Kwak, A.J. Loonstra, J. de Rond, M. Roos & M. Reemer 2012. De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland Naturalis Biodiversity Center & EIS Kenniscentrum Insecten en andere ongwervelden, Leiden. [link]