Overslaan en naar de inhoud gaan

Heizijdebij Colletes succinctus

Foto: Tim Faasen

Indeling

Colletinae [subfamilie]
Colletes [genus] (9/9)
succinctus [soort]

Eén generatie. Overwintert als prepop. Volgens Edwards & Telfer (2001) mogelijk ook in andere stadia. Mannetjes volgen twee strategieën bij het zoeken naar paringsbereide vrouwtjes (Saxton 2008). Sommige mannetjes patrouilleren via een bepaalde route in snelle vlucht en in grote aantallen boven en rond plukken van bijvoorbeeld struikheide en pijpenstrootje. Deze routes kunnen wel 28 dagen standhouden. Tijdens de vliegrondes voorzien de mannetjes waarschijnlijk bepaalde plekken, zoals stengels of bladeren, van geurmerken die maagdelijke vrouwtjes lokken, zoals ook bekend is van Andrena-soorten. Op deze plekken komen vrouwtjes af die door mannetjes worden besprongen. Na 20 seconden tot drie minuten, nog tijdens de copulatie, vliegen de vrouwtjes weg met de mannetjes boven op hun lichaam. Een andere voortplantingstactiek volgen mannetjes op de nestplekken. Hier zwermen ze laag boven de grond op zoek naar maagdelijke vrouwtjes die uit de grond kruipen. Wanneer een vrouwtje wordt ontdekt, duiken tientallen mannetjes op haar en vormen een 'copulatiebal' die tot 45 seconden kan standhouden. Plotseling breekt de bal uiteen, waarbij één copulerend mannetje met het vrouwtje overblijft. Saxton (2008) suggereert dat de keuze van de voortplantingsstrategie van de mannetjes samenhangt met de nestbiologie van de vrouwtjes, die in tijd en ruimte verschillen vertoont.

De nesten bevatten 2-4 broedcellen en liggen op een diepte van 25-30 cm (Albans et al. 1980, Mayet 1875, O'Toole 1986). O'Toole & Raw (1991) geven een schets van een nest, waarbij de broedcellen solitair maar dicht bij elkaar als een tros in de grond liggen. Meestal nestelt de soort solitair, maar ook kleine en grotere nestgroepen zijn gevonden. De grootste nestgroep in Nederland, van waarschijnlijk vele honderden nesten, is in 2008 gevonden langs zand- en fietspaden met afgebrokkelde heideranden op het Balloërveld (dr) (Theo Peeters, eigen waarneming). Uit Engeland is een nestgroep bekend van 60-80.000 nesten bekend op 100 m rivieroever, met 350 broedcellen per m3 (O'Toole & Raw 1991). De larve en pop zijn beschreven door Mayet (1875) en Michener (1953a).

Polylectisch, met sterke voorkeur voor struikhei (Müller & Kuhlmann 2008). In ons land alleen op struikhei aangetroffen. In Engeland werden lokaal ook pollen verzameld op gele composieten (Perkins 1945) en kruiskruid (Edwards & Telfer 2001). Op het eiland Man en op de Scilly-eilanden zijn ook vrouwtjes waargenomen die pollen op klimop verzamelden. Ook Müller & Kuhlmann (2008) vonden twee ladingen die uitsluitend uit klimoppollen bestonden en één die uitsluitend pollen van distelachtigen bevatte. Daarnaast vonden zij twee gemengde pollenladingen van heiachtigen (34%) met composieten van de subfamilie Cichorioideae (66%) en van schermbloemen (66%) met composieten van de subfamilie Asteroideae (34%). Daarnaast worden in heidegebieden individuen aangetroffen op dophei, duizendblad, basterdwederik, beemdkroon en reseda, die zeer waarschijnlijk alleen als nectarbronnen dienen.

De dagactiviteit van deze soort neemt toe tot 14.00 uur om zich daarna op een iets lager niveau enigszins te stabiliseren. De vliegactiviteit neemt duidelijk af boven een luchttemperatuur van 30°C (Evertz 1993) (in hoeverre dit zowel voor mannetjes als vrouwtjes geldt is onduidelijk). In tegenstelling tot de meeste andere bijensoorten vliegt C. succinctus ook tijdens ongunstige weersomstandigheden, zoals tijdens een forse regenbui (Edwards & Telfer 2001).

Als koekoeksbij treedt zeer waarschijnlijk Epeolus cruciger op (Höppner 1899, Lefeber 1979b). In Engeland is de wolzwever Bombylius minor gekweekt uit de broedcellen (Edwards & Telfer 2001). Vrouwtjes van de dambordvlieg Miltogramma punctata achtervolgen vrouwtjes van C. succinctus op weg naar hun nest en kunnen ook als broedparasiet optreden (Hans Nieuwenhuijsen, eigen waarneming).

Bron

Auteur(s)

Peeters, Th.M.J.

Publicatie