Vroeger kwam de gewone langhoombij over een groter deel van Nederland voor, met zelfs enkele vindplaatsen in het westen van het land. De noordelijkste vindplaatsen zijn Velzen (1918), Medemblik (1930) en Texel (1934, 1938). De melding ten noorden van Assen is nog niet gecontroleerd, maar berust waarschijnlijk op een verwisseling van het Drentse met het Gelderse Loevestein. Recente vindplaatsen zijn beperkt tot Zuid en Midden-Limburg en de stuwwallen bij Berg en Dal. De gewone langhoombij graaft zelf nesten in de grond, die vaak in groepen bij elkaar liggen. Bouwman (1908) geeft tekeningen van uitgegraven nesten met een broedcel. De broedcellen kunnen ook door tussenschotjes gescheiden achter elkaar liggen. Soms gebruiken twee vrouwtjes dezelfde nestingang (communale levenswijze). De soort overwintert als imago. Deze oligolectische soort bezoekt speciaal vlinderbloemen (Fabaceae). Langs de bloemen wordt door de mannetjes gepa trouilleerd. Als koekoeksbij is de grote wespbij Nomada sexfasciata bekend.
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J., Raemakers, I.P., Smit, J.
Publicatie
- Peeters T.M.J., I.P. Raemakers & J. Smit 1999. Voorlopige atlas van de Nederlandse bijen (Apidae). European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden.