Overslaan en naar de inhoud gaan

Bonte viltbij Epeoloides coecutiens

Foto: Dick Belgers

Indeling

Apinae [subfamilie]
Epeoloides [genus] (1/1)
coecutiens [soort]

Eén generatie. De hoofdgastheer is in Nederland zeer waarschijnlijk Macropis europaea (Stöckhert 1933, Westrich 1989b). Bogusch (2005b) heeft Epeoloides coecutiens gekweekt uit nesten van de in ons land zeer zeldzame M. fulvipes. Volgens Bogusch (2005b) gedragen de vrouwtjes van de gastheer zich buiten het nest niet agressief tegen de broedparasiet. Binnen het nest wordt er echter flink gevochten (Straka & Bogusch 2007). Ze parasiteren alleen in nesten op droge, zonnige plekken met een warm microklimaat (Bogusch 2005B, Straka & Bogusch 2007). De gastheren leven echter vaak in meer vochtige gebieden, waar ze hun voedselplant vinden en waar ze in de grond nestelen.

Vrouwtjes volgen vaak vrouwtjes van de gastheer in de vlucht, op zoek naar de nesten. De gastheer verzamelt stuifmeel en olie op wederik. Epeoloides kan de vluchtige verbindingen ruiken die in deze olie zitten (Dötterl 2006). Mogelijk kunnen de vrouwtjes daarmee vaststellen dat ze een goed nest gevonden hebben.

Wanneer een broedcel geschikt wordt bevonden, kan het vrouwtje wel een uur of langer in het nest blijven. Het ei wordt gelegd tussen de voedselvoorraad en de afsluiting van de cel. Er zijn geen gegevens bekend over hoe het ei van de gastheer vernietigd wordt; in cellen waar een ei van E. coecutiens gevonden werd, werd geen ei van de gastheer aangetroffen. Na de eileg wordt de cel en soms de hoofdtunnel dichtgemaakt met grond (Straka & Bogusch 2007). De vrouwtjes van E. coecutiens hebben oöcyten die verhoudingsgewijs flink groter zijn dan die van andere broedparasitaire bijen. Ze zijn echter nog wel kleiner dan die van niet-parasitaire bijen (Rozen 2001A).

Het eerste larvenstadium heeft scherpe kaken. Straka & Bogusch (2007) vonden in een cel twee Epeoloides-larven, waarvan de ene bezig was de andere op te eten. De cocon van E. coecutiens is van zijde gemaakt en vult de complete cel (8,8 x 5 mm) (Bogusch 2005B). Volgens Westrich (1989b) leven de mannetjes slechts kort; hij geeft er echter geen leeftijdsaanduiding bij.

Polylectisch. Violette bloemen hebben de meeste voorkeur. Bloembezoek is in Nederland herhaaldelijk waargenomen op beemdkroon en haagwinde (Jan Smit eigen waarneming). Grote kattenstaart wordt veel genoemd als voedselplant (o.a. Friese 1923), maar uit de Nederlandse gegevens (databestand Els-Nederland) blijkt geen speciale voorkeur voor deze plant.

 

Bron

Auteur(s)

Smit, J.

Publicatie