Wordt voornamelijk gevangen langs kruidenrijke bosranden. Vliegtijd van eind mei tot eind juli. De soort is gekweekt uit dood hout, met name uit weilandpalen (Lefeber 1974a), maar nestelt ook in holle braam- en vliertakken. Het voedsel voor de larven bestaat uit snuitkeverlarven (Schmidt & Schmid-Egger 1991). De goudwespen Chrysis gracillima en C. rutilans (Chrysididae) treden als parasiet op (Friese 1926).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Peeters, Th.M.J., Smit, J.T.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.