Komt veel voor in kruidenbegroeiing langs bosranden en in groeven, vaak ook in cultuurgebieden. De vliegtijd loopt van half mei tot half september. Het nest bevindt zich meestal in holle stengels van bijvoorbeeld braam, kale jonker, es, riet en vlier, maar is ook aangetroffen in muren (ook van gebouwen), dood hout (waaronder nestblokken), en in gallen van halmvliegen van het genus Lipara (Chloropidae). Een groot aantal van de Nederlandse exemplaren is gekweekt uit stengels en kunstnesten. Als prooi zijn de larven van bladhaantjes (Chrysomelidae) van het genus Phyllodecta bekend (Schmidt & Schmid-Egger 1991). Als parasiet is in Nederland de goudwesp Chrysis angustula (Chrysididae) vastgesteld (Van Lith 1958). Jørgensen (1942) noemt de goudwesp Chrysis viridula en de sluipwesp Melittobia acasta (Eulophidae).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Peeters, Th.M.J., Smit, J.T.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.