Vliegt voornamelijk in bos- en heidebiotopen van half april tot begin september. Nesten zijn gevonden in stengels van braam en in knikkergallen van de galwesp Andricus kollari (Cynipidae) op eik (Blüthgen 1961, Wilcke 1952). Over het larvenvoedsel zijn geen specifieke gegevens bekend, maar dat zal waarschijnlijk uit larven van kevers of microlepidoptera bestaan, zoals bij de meeste Nederlandse Eumeninae.
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Peeters, Th.M.J., Smit, J.T.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.