Een liefhebber van schaarsbegroeide en kale gronden, meestal stuifzanden zoals zeeduinen, rivierduinen en heidelandschappen. Vliegt van de tweede helft van mei tot eind september. Nesten worden onder de grond gebouwd, vaak in groepen bij elkaar. Een nest heeft slechts één broedcel. Als larvenvoedsel worden rupsjes van de vlinderfamilie Psychidae verzameld (Schmid & Schmidt-Egger 1991). De baardwesp is betrapt op nectarroof bij gewone ossentong, struikheide en gewone rolklaver (Haeseler 1975, 1980). Lefeber trof enkele vrouwtjes aan op uitgebloeide katjes van kruipwilg, mogelijk zochten ze daar naar prooidieren.
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Peeters, Th.M.J., Smit, J.T.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.