Overslaan en naar de inhoud gaan

Ruige aardrupsendoder Podalonia hirsuta

Foto: Thijs de Graaf

Indeling

Sphecidae [familie]
Podalonia [genus] (4/3)
hirsuta [soort]

Soort van open, zandige gebieden. Vrouwtjes en mannetjes brengen de nacht door in holletjes in de grond, dikwijls vlak onder plantenwortels of takjes. De wespen worden actief als de bodem wordt opgewarmd door de zon. Op zomerse dagen zitten ze soms heel opvallend met tientallen tegelijk te zonnen op gekapt hout of omgevallen bomen. Vliegt van eind maart tot begin november in twee generaties. Na zachte winters soms al in februari actief.

De wesp nestelt vaak in duinhellinkjes of taluds langs paden. De nestgang loopt tamelijk schuin naar beneden en is 6 tot 7 cm lang. Aan het einde bevindt zich een nestkamer. Het uitgegraven zand wordt zorgvuldig in de omgeving verspreid, zodat er geen zandhoopje ontstaat. Tijdens het graven wordt de prooi tijdelijk verstopt en daarna naar het nest getransporteerd waar het ei wordt gelegd. Bij het sluiten van het nest vibreert de wesp met de vleugels om de zandkorrels goed aan te stampen. Dit is duidelijk hoorbaar. Prooien zijn meestal grote, volgroeide aardrupsen van het genus Agrotis (Noctuidae). Het ei komt na vier tot vijf dagen uit en de larve is na een dag of tien volgroeid. Er wordt een stevige, bleekbruine cocon gesponnen, opgebouwd uit drie spinsellagen. De waaiervleugelige Paraxenos sphecidarum (Strepsiptera), wordt tussen de segmenten van het achterlijf als parasiet aangetroffen.

Bron

Auteur(s)

Heitmans, W.R.B.

Publicatie