Aangetroffen langs bosranden en in stedelijke gebied. Vliegt vooral van mei tot in juli. De soort parasiteert op de ranonkelĀbij Chelostoma florisomne en is dan ook vaak aan te treffen bij de nesten van deze bij. C. florisomne nestelt in rieten daken en in weipalen en dergelijke, waar de gewone knotswesp soms talrijk is. De biologie is uitgebreid beschreven door van Lith (1957).
Bron
Auteur(s)
Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.