Het in Mechelen gevonden grote nest bevond zich in een vermolmde boomstronk aan een bosrand. Het inwendige van het nest bestond uit een soort broos geelbruin karton (Van Boven 1955). Het nest bevatte ook gevleugelde mannetjes en koninginnen, wat opvallend vroeg in het jaar is vergeleken met verwante soorten. Mogelijk komen geslachtsrijpe dieren pas laat in het najaar uit de pop, overwinteren in het nest en vliegen vervolgens in het voorjaar uit. Ook Seifert (1996) noemt warme plekken in loofbossen en bosranden als biotoop. De gastheersoort is L. brunneus.
Bron
Auteur(s)
Loon, A.J. van
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.