Warmteminnende soort. Nesten op zonnige en warme plekken in kale bodems of onder stenen, in droge graslanden en kalkgraslanden. Bruidsvluchten in juni en juli. Vaak in grote kolonies van enige honderden werksters. In de zomer worden dikwijls tijdelijke nesten gemaakt waarin broed wordt ondergebracht. Na verstoring kunnen ze gemakkelijk verhuizen. Werksters vangen insecten maar houden ook bladluizen. Ze zijn vooral actief bij zonneschijn, en verdwijnen na zonsondergang snel in de nesten. De volken zijn polygyn (Seifert 1984, 1993a, 1996).
Bron
Auteur(s)
Loon, A.J. van
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.