Vliegtijd van half mei tot half september. Misschien meerdere generaties per jaar. Volgens Morgan (1984) is er een zomerÂgeneratie op cocons tussen de bladeren en een herfstgeneratie die overwintert en zoekt naar de cocons in de grond. In Europa gekweekt uit cocons van bladwespen van de genera Nematus, Pachynematus en Pristiphora (Gauss 1964). Diverse auteurs vermelden als gastheer Nematus ribesii, een plaagÂinsect van bessenstruiken. Verder gekweekt uit een Nematus-cocon die was opgegraven bij de wortels van een populier (Fletcher 1883) en uit een cocon van N. parvidus van boswilg (Friese 1926). In Noord-Amerika gekweekt uit N. hispidae (Darling & Smith 1985). De uit cocons van Pristiphora abietina gekweekte dieren waren kleiner (4,3-5,3 mm) dan die uit andere gastheren (5,4-8 mm) (Gauss 1964).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Rond, J. de, Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.