Spiegelend metaalglanzende soort. Kop en borststuk blauwviolet tot blauwgroen, achterlijf gewoonlijk helder oranjerood met groengouden weerschijn. Tweede rugplaat in het midden vaak zwart. Kop en borststuk lang behaard. Grootte zeer variabel. Lengte mannetje en vrouwtje 2-7 mm.
Er zijn verschillende variëteiten beschreven (zie ondere andere Benno 1950, Kimsey & Bohart 1991). De variëteit triangulifer (Abeille de Perrin, 1877) duikt in de Noordwest-Europese literatuur vaak op. Ze is 6-7 mm lang, heeft langere middelste antenneleden en is vooral op het derde rugplaatje sterker bestippeld. De status van dit taxon in ons land is nog onduidelijk.
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Rond, J. de, Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.