Voor zover bekend is de soort aan te treffen in groeven en bij steile (leem)wanden. Vondsten in juni en juli. Gastheer onbekend. Er is een waarneming van minstens 100 exemplaren die nestingangen van Diodontus tristis binnenvlogen in de voegen van een lemen stalwand (Hoop 1961). Saure (1998) vond dit goudwespje op twee plekken bij een steil wandje samen met D. tristis en Trypoxylon figulus. In mergelgroeve ’t Rooth werden een mannetje en twee vrouwtjes gezien op een grote perenstronk, waarin onder andere Pemphredon lugubris nestelde (Lefeber 1969). Andere waarnemingen betreffen exemplaren in holten van rozentakken (Morice 1902), op schermbloemen en bladeren van laag struikgewas (Trautman 1927) en een exemplaar op een lösswand (Heinrich 1964).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Rond, J. de, Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.