Grootste Nederlandse soort van genus. Vrouwtje steekt met gemak door menselijke huid. Beharing op kop, borststuk en achterlijf blond. Achterlijf roodachtig goud, vaak met plekken met groene of paarse weerschijn. Op de blauwgroene kop en op het borststuk is hier en daar een gouden kleur aanwezig. De variëteit micans heeft een donkergroen achterlijf en een groen-purper borststuk. Lengte mannetje en vrouwtje 6-10 mm.
In de literatuur vóór 1984 veelal onder de naam intermedium terug te vinden. Deze naam is echter niet geldig (Morgan 1984).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Rond, J. de, Peeters, Th.M.J.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.