Vrouwtje plat en okergeel, met een afgeplatte rechthoekige, volledig oogloze kop. Achter het mesonotum is het borsstuk als een zandloper ingesnoerd. Propodeum vormt net als bij mieren een soort steelknoop. Mannetje lijkt op het eerste gezicht op een gevleugeld mierenmannetje; hij is grotendeels zwartbruin en heeft een fors, gespierd borststuk met zeer grote vleugels. Lengte mannetje 4,0-5,5 mm, vrouwtje 2,5-3,0 mm.
In enkele omringende landen is Pristocera depressa gevonden, een soort waarvan beide seksen sterk op Pseudisobrachium subcyaneum lijken. De vrouwtjes zijn echter te herkennen aan hun puntoogjes en een ongelijke lengteverhouding van de thoraxknopen. Mannetjes van P. depressa hebben kale ogen en een halfronde clypeus.
Bron
Auteur(s)
Rond, J. de
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.