Overslaan en naar de inhoud gaan

Bethylus cephalotes

Foto: Dick Belgers

Indeling

Bethylidae [familie]
Bethylus [genus] (4/4)
cephalotes [soort]

Vooral gevonden in schraal begroeide zandige terreinen die blijkbaar kalkrijk moeten zijn met een hoge grondwaterstand, zoals duinen en de zandvlakten in de IJsselmeerpolders. Op het voornoemde braakliggende bouwterrein te Lelystad (fl) was de soort gedurende vijf jaar de talrijkste van de drie aanwezige Bethylinae (De Rond 2002). Dit gebied was voor driekwart bedekt met voornamelijk schapengras, duinriet en riet. De soort werd vooral gesleept uit ingezaaide zomen van riet en klein hoefblad. Vliegtijd mannetjes van mei tot september, met een piek rond eind juli; vrouwtjes van april tot oktober met een piek in augustus. Gastheren zijn rupsen van onder andere Agonoxenidae, Tortricidae en waarschijnlijk ook Zygaenidae. Volwassen dieren overwinteren in grassen. Er zijn exemplaren aangetroffen in de nesten van de zwarte houtmier (Lasius fuliginosus) en het grasmiertje (Tetramorium caespitum). 

Bron

Auteur(s)

Rond, J. de

Publicatie