De kleinste angeldrager van Nederland. Kop van vrouwtje anderhalf maal zo lang als breed en opmerkelijk rechthoekig, kop van mannetje iets ronder. Bij beide seksen komt een kortvleugelige vorm voor, die vaak samen met langvleugelige exemplaren in dezelfde zwam is te vinden. Lengte mannetje 1,0-1,5 mm, vrouwtje 1,0-1,5 mm.
Het is niet ondenkbaar dat de iets grotere C. hammii Richards in Nederland voorkomt. Deze zou herkenbaar zijn aan het bezit van gele antennen en diepere putjes in het scutellum. De achterkop van het vrouwtje is korter en minder vierkant. De illustraties van C. hammii door Richards (1939) verschillen nogal van die van Hedqvist (1975), wat doet vermoeden dat er waarschijnlijk meer soorten in het spel zijn. Het is tevens raadzaam om antenneleden te tellen: C. cisidophaga Strejc˘ek lijkt namelijk als twee druppels water op C. formiciformis, maar heeft twee antenneleden minder (De Rond 2001, Strejc˘ek 1990).
Bron
Auteur(s)
Rond, J. de
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.