Overslaan en naar de inhoud gaan

Bliksemwesp Dolichurus corniculus

Foto: Herman Berkhoudt

Indeling

Ampulicidae [familie]
Dolichurus [genus] (1/1)
corniculus [soort]

Vooral gevonden op zandige terreinen met veel dood hout of eikenbladstrooisel met dennennaalden en dennenappels. De soort heeft een voorkeur voor luwe, zonnige bosranden, erosieve richels en afplagrandjes. Vliegtijd van eind mei tot eind september. Het vrouwtje graaft zelf geen nest, maar gebruikt boorgaten in dood hout en takken en hergebruikt bestaande nesten van andere Aculeata in de grond. Prooien zijn kakkerlakken uit de familie Blattellidae, subfamilie Ectobiinae (fig. 79), in Nederland vooral de boskakkerlak Ectobius sylvestris, maar ook de noordse kakkerlak E. lapponicus en de bleke kakkerlak E. pallidus. De wesp bijt vaak de helft tot tweederde van de antennen van de kakkerlak af en legt het ei aan de voorrand van de middenheup.

De ontwikkeling van ei tot volgroeide larve duurt zeven tot acht dagen. De larve spint een cocon naast of tussen de harde overblijfselen van de gastheer. In de cocon worden steentjes en dergelijke in de spinsels verwerkt, zodat deze goed gecamoufleerd is. In de cocon overwintert de larve als prepupa, soms wel 11 maanden lang.

 

Bron

Auteur(s)

Heitmans, W.R.B.

Publicatie