Warmteminnende soort met voorkeur voor schaarse begroeide biotopen. Gevonden van begin juni tot half september. Nesten in zandige bodems, vaak uitgegraven in steile zandwandjes. Hoofdgang tot 50 cm lang en vertakt in 6 tot 12 korte, horizontale zijgangen, ieder eindigend in één nestcel. Prooien zijn cicaden, onder andere Issus coleoptratus, Jassus lanio (Cicadellidae) en Thamnotettix confinis (Cicadellidae), 10 tot 20 per cel.
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.