Komt overal voor waar droge, zanderige nestgelegenheid is, zelfs binnenplaatsen van gebouwen worden betrokken. Vaak in grote kolonies. Vooral in de ochtenduren vaak te vinden op zonbeschenen muren, bomen en struiken, met name op eiken. Vliegtijd van half juni tot begin november. Nestelt in horizontale en glooiende bodems, in steile wandjes of tussen het plaveisel. Afhankelijk van de helling van grondoppervlak gaat de nestgang met een bocht of direct loodrecht naar beneden tot 30-50 cm diepte. Aan eind van gang één of enkele cellen met elk 4 tot 13 prooien, vliegen van diverse families (Tabanidae, Stratiomyidae, Rhagionidae), onder andere gevangen op verse uitwerpselen van koeien, of jagend tussen bosjes en op schermbloemen. Als parasiet zijn de dambordvliegen Macronychia griseola en Specapata conica (Sarcophagidae) bekend. Zie ook Hüsing & Jäger (1964).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.