Komt zowel in vochtige als droge biotopen voor, vooral bosranden, kaalgekapte percelen en moerassige gebieden met veel riet. Vliegtijd van begin mei tot eind september. Nestelt meestal in met merg gevulde stengels van bijvoorbeeld zuurbes, brem, es, riet, braam, roos, wegedoorn, vlier, Rhus en Ribes, of in lege rietgallen van halmvliegen (Chloropidae), maar ook vaak in verlaten insectengangen in verrot hout. Er zijn gemengde nesten gevonden van P. singularis en Crossocerus cinxius. Nesten zijn herkenbaar aan de tot één cm lange afsluitprop van hars en steentjes (van 0,5 tot 1 mm). Prooien zijn ongevleugelde bladluizen (Aphidoidea). Als parasiet zijn de goudwespen Pseudomalus auratus en Trichrysis cyanea, de sluipwespen Perithous mediator en P. divinator (Ichneumonidae) en de bronswesp Eurytoma (Eurytomidae) bekend.
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.