Vooral in zandige biotopen. Vliegtijd van half mei tot eind oktober. Nestelt op zonnige plekken, dikwijls in kolonies, meestal in zandige grond (ook opgespoten terreinen, bospaden), maar ook in leemwanden, tuinen en oude muren en zelfs in oude paaltjes in verlaten vraatgangen. Nest bestaat uit een verticale, tot ca. vijf cm diepe gang, die uitmondt in één tot drie cellen, bevoorraad met 16 tot 21 kleine prooien van verschillende vliegenfamilies (Agromyzidae, Chloropidae, Dolichopodidae en Empididae).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.