Leeft in bosranden, parken, weiden en tuinen, mits voldoende dood hout aanwezig is om in te nestelen. Ook in stedelijk gebied. Vliegt in twee generaties van eind april tot half oktober.
Nesten worden geknaagd in dood hout. Is veelvuldig gekweekt uit dode takken en weipaaltjes. Nest bestaat uit 5 tot 10 cm lange gang met aan het eind een aantal cellen (maximaal 20). Per cel worden ca. 25 prooien aangesleept. Lijkt niet kieskeurig in prooikeuze, maar jaagt vooral op kleine cicaden (Cicadellidae), bladvlooien (Psylloidea) en kleine wantsen, zoals blindwantsen (Miridae).
Bron
Auteur(s)
Klein, W.F., Lefeber, V.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.