Leeft bij voorkeur rond struiken langs veldwegen en bosranden die niet de hele dag in de zon liggen. Ook in stedelijk gebied. Vliegtijd van begin mei tot half augustus. Nestelt in met merg gevulde stengels van onder andere es, braam, vlier en moerasspirea. Ook gekweekt uit Robinia. Gemengde nesten met de graafwesp Passaloecus singularis (Crabronidae)zijn bekend. Nest kan ongeveer 50 cm lang zijn en bevat tot circa 17 in rijen geplaatste cellen. Elke cel wordt bevoorraad met circa 30 prooien: kleine vliegen en muggen (Anthomyidae, Chironomidae, Empididae), stofluizen (Psocoptera), kleine cicaden (Cicadellidae) en bladvlooien (Psylloidea). Als parasieten zijn bekend de sluipwespen Diomorus armatus (Torymidae), Perithous mediator (Ichneumonidae) en de dambordvlieg Oebalia cylindrica (Sarcophagidae).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.