Leeft in warme leem- en lössgebieden met verspreide begroeiing. Vliegt van juni tot eind september. Nest wordt vooral in stevige bodems van leem, löss of leemhoudend zand gegraven, meestal in steile kanten, bijvoorbeeld open leemgroeven. Prooi bestaat uit snuitkevers, vooral Sitona sulcifrons (Curculionidae), maar ook bladhaantjes (Chrysomelidae). Als parasiet is de goudwesp Hedychrum gerstaeckeri bekend.
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.