Vliegtijd van half mei tot half september. Nest in zuid-gerichte wandjes op zandige terreinen. Nestgang 10 cm lang; één tot drie cellen als verwijdingen in gang aangelegd. Prooi zijn nymfen van schildwantsen (Pentatomidae). Vaak wordt eerst een aantal prooien tijdelijk in de gang opgeslagen alvorens de nestcellen worden gevuld. Afhankelijk van prooigrootte bevat een cel twee tot 15 wantsen (Adlerz 1903, 1906, Oehlke 1970). Wordt geparasiteerd door goudwesp Hedychridium roseum (Benno 1950, Lomholdt 1976).
Bron
Auteur(s)
Lefeber, V., Klein, W.F.
Publicatie
- Peeters, T.M.J., C. van Achterberg, W.R.B. Heitmans, W.F. Klein, V. Lefeber, A.J. van Loon, A.A. Mabelis, H. Nieuwenhuijsen, M. Reemer, J. de Rond, J. Smit, H.H.W. Velthuis 2004. De wespen en mieren van Nederland (Hymenoptera: Aculeata). Nederlandse Fauna 6: 1-507. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland.