Leefgebied
De purperstreepparelmoervlinder leeft in natte tot vochtige, matig voedselrijke ruigten en beekdalgraslanden, vaak met enige beschutting van bos of struweel. Op de bodem ligt in het voorjaar strooisel, waartussen de rupsen leven. In die periode moet de vegetatie open zijn. Voorbeelden van geschikt leefgebied zijn natte ruigten langs hooilanden of ruige graslanden langs beken. De soort stelt nauwelijks eisen aan de oppervlakte van het leefgebied. Daardoor kan een populatie lange tijd op een kleine, geïsoleerde plaats stand-houden. (Tax 1989, Bink 1992).
Bron
Auteur(s)
Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.
Publicatie
- Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay & I. Wynhoff 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting, Wageningen en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Nederland.