Overslaan en naar de inhoud gaan

Veenbesparelmoervlinder Boloria aquilonaris

Foto: Paul Kersten

Indeling

Heliconiinae [subfamilie]
Boloria [genus] (4/3)

Levenscyclus en gedrag

De waardplant van de veenbesparelmoervlinder is de kleine veenbes, soms ook lavendelhei. Het vrouwtje zet de eitjes af op de onderzijde van de bladeren. Geschikte planten groeien zowel in uitgestrekte velden maar ook als afzonderlijk plantje tussen pollen dophei. De rupsen komen in augustus uit en gaan onmiddellijk en zonder te eten in winterrust. Dit doen zij in de moslaag of op een blaadje van de waardplant. Pas in april, wanneer de knoppen van de veenbes open-barsten, komen de rupsen te voorschijn en beginnen te eten van de jonge bladeren. Ze eten vooral van planten die op open, zonnige plaatsen groeien; planten in de schaduw van bijvoorbeeld hei worden gemeden. De rupsen leiden een verborgen bestaan en zitten meestal weggekropen tussen het mos, maar verplaatsen zich relatief gemakkelijk. De verpopping vindt plaats aan een houtige of verdorde stengel in de vegetatie. (Bink & Witmond 1967, Middelkoop & Veling 1987, Tax 1989, Bink 1992, 1993).

De vlinders voeden zich met nectar van vooral gewone dophei. Ook op wateraardbei zijn ze geregeld te vinden. De dichtheid kan vrij hoog zijn, circa 16 vlinders per ha. De mannetjes patrouilleren een groot deel van de dag boven een open vegetatie. De baltsvlucht is kort en onopvallend en duurt totdat het vrouwtje in de vegetatie landt en met gespreide vleugels wacht tot het mannetje naast haar komt zitten. De paring vindt verder zonder poespas plaats, gedeeltelijk verborgen tussen de vegetatie. (Henriksen & Kreutzer 1982, Middelkoop & Veling 1987, Bink 1992).

Vliegtijd en overwintering

De veenbesparelmoervlinder vliegt in één generatie tussen 21 juni en 10 juli. De uiterste vliegdata zijn 10 mei en 2 augustus. De soort overwintert als nuchtere rups.

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Groenendijk, D., Swaay, C. van, Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie