Overslaan en naar de inhoud gaan

Landkaartje Araschnia levana

Foto: Annemieke Hoozemans

Indeling

Nymphalinae [subfamilie]
Araschnia [genus] (1/1)
levana [soort]

Levenscyclus en gedrag

De waardplant van het landkaartje is de grote brandnetel. De vrouwtjes van de voorjaarsgeneratie zetten de eitjes bij voorkeur af op jonge planten, die van de zomergeneratie leggen ze vooral op jonge uitlopers van oudere planten. De eitjes worden in rijtjes aan de onderkant van een blad geplakt, zodat er staafjes van tien tot twintig eitjes hangen, vaak meerdere aan een blad . Omdat de eitjes aan elkaar zijn geplakt, moet iedere rups het eitje aan de zijkant verlaten. De rupsen leven in groepen van tien of meer, aanvankelijk aan de onderzijde van het blad. Wanneer ze volgroeid zijn, leven ze solitair. Ze verpoppen zich hangend aan de waardplant of in de vegetatie daarbij in de buurt. (Tax 1989, Akkermans et al. 2001, Kaag & Möhlmann 2003).

De vlinders zoeken vooral 's ochtends en laat in de middag naar nectar. In het voorjaar voeden ze zich met nectar van bijvoorbeeld fluitenkruid, in de zomer zuigen ze nectar uit onder andere akkerdistel, berenklauw en koninginnenkruid (zie kader). De dichtheid op de vliegplaatsen is doorgaans hoog, circa 10 tot 50 individuen per ha. De hoogste dichtheden worden gevonden in bossen. Mannetjes verdedigen een territorium, maar ze kunnen ook patrouilleren. In het laatste geval vliegen ze langs een bosrand, vrij laag boven de vegetatie, twintig tot vijftig meter op en neer om een vrouwtje te vinden. De meeste mannetjes scholen 's middags samen bij een opvallende struik. Ze rusten dan met gesloten vleugels of vallen vliegende insecten aan, zoals bijen en andere vlinders. Wanneer er een vrouwtje langs het groepje mannetjes vliegt, wordt ze door meerdere mannetjes achtervolgd: de vlinders vliegen dan soms in een spiraal tot wel tien meter hoogte. (Maes & Van Dyck 1999, Fric & Konvicka 2000, Van Swaay 2003).

Kleur en tekening van de twee generaties verschillen aanzienlijk: de voorjaarsvorm is oranje met een zwarte tekening, de zomervorm zwart met een witte tekening. Dit wordt veroorzaakt door de daglengte. Als een rups bij een lange daglengte opgroeit, krijgt de vlinder de tekening van een zomervorm; is de daglengte kort, dan ontstaat de voorjaarsvorm. In een laboratorium bleken bij constant lange dagen (als in de zomer) tot acht generaties van de zomervorm per jaar op te treden. Bij constant korte dagen (als in de winter) ontstonden slechts twee generaties van de voorjaarsvorm per jaar. Daarnaast was het mogelijk allerlei tussenvormen te creëren door te variëren met de daglengte. Deze tussenvormen worden soms ook in de natuur gevonden. (Bergmann 1952, Müller 1955, Reinhardt 1972).

Vliegtijd en overwintering

Het landkaartje vliegt meestal in twee generaties, maar af en toe treedt in zeer warme zomers een partiële derde generatie op. De eerste generatie vliegt tussen 26 april en 5 juni, de tweede tussen 11 juli en 15 augustus; een partiële derde generatie vliegt in augustus en september. De uiterste vliegdata zijn 19 februari en 4 november. Het landkaartje overwintert als pop.

 

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie