Overslaan en naar de inhoud gaan

Dagpauwoog Aglais io

Foto: Leo Brosens

Indeling

Nymphalinae [subfamilie]
Aglais [genus] (2/2)
io [soort]

Levenscyclus en gedrag

De waardplant van de dagpauwoog is grote brandnetel. Het vrouwtje zet een groepje van enkele tientallen tot honderden eitjes af op de onderzijde van een blad of op de stengel. Meteen na het uitkomen spinnen de rupsen enkele bladeren bijeen waarin ze gezamenlijk leven. Als de betreffende brandnetel is kaalgevreten, verhuizen ze naar een andere, jonge en liefst grote plant en maken opnieuw een spinsel. In latere stadia leven de rupsen meer solitair bovenop de bladeren. De verpopping gebeurt meestal op de waardplant, maar ook wel in heggen of muren of in de directe omgeving daarvan. (Tinbergen 1957, Mohl & Miller 1976, Pullin 1986, Menting 1987).

De dagpauwoog overwintert als vlinder op een donkere, koele en beschutte plek, zoals een holle boom of een schuur (zie foto's op p. 26 en 261). Op zonnige voorjaarsdagen in februari komen de eerste vlinders weer te voorschijn. Aanvankelijk zoeken ze uitsluitend naar nectar van onder andere sleedoorn, klein hoefblad en paardenbloem. In het najaar zijn geschikte nectarplanten bijvoorbeeld koninginnenkruid, akkerdistel en vlin-derstruik. Doorgaans is de dichtheid tot zo'n 12 individuen per hectare, maar op plaatsen waar veel nectarplanten staan kunnen honderden vlinders tegelijkertijd worden gezien en de dichtheid kan daar oplopen tot meer dan 80 individuen per ha. In het voorjaar verdedigt het mannetje 's middags een territorium van enkele tientallen vierkante meters en vliegt daarbinnen regelmatig op en neer. In de regel is er een opvallend punt in het territorium aanwezig, zoals een grotere boom. Meestal houdt de bezitter het niet lang bezet en de meeste territoria veranderen dagelijks van eigenaar. (Baker 1972, Tax 1989, Van Swaay 1996, Maes & Van Dyck 1999, Van Swaay 2003).

Vliegtijd en overwintering

De dagpauwoog vliegt meestal in één generatie. Hij overwintert als volwassen vlinder die in het voorjaar van 26 maart tot 5 juni vliegt. Nakomelingen hiervan vliegen van 16 juli tot 25 augustus. In warme jaren plant een klein deel van deze vlinders zich nog voort en dan vliegt er van 21 september tot 15 oktober een kleine, tweede, partiële generatie. Daarnaast komt het voor dat hij bij zeer warm en droog weer in zomerrust gaat, pas in de nazomer weer actief wordt en dan soms nog eitjes afzet. De uiterste data waarop een vlinder is gemeld, zijn 1 januari en 31 december; de uiterste data waarop een actieve vlinder is gezien, zijn niet bekend. (Bink 1992).

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie