Voorkomen
Status | Oorspronkelijk. Minimaal 10 jaar achtereen voortplanting. (1a) |
Habitat | land |
Referentie | Veldgids dagvlinders [2e druk] |
Expert | Swaay, C. van (De Vlinderstichting) |
Trend
Trend gehele periode: Matige afnameTrend laatste 10 jaar: Matige afname
Bron: Vlinderstichting, CBS (via Netwerk Ecologische Monitoring)
status | Inheems (1a) |
---|---|
habitat | land |
referentie | Wynhoff et al. 2001 |
expert | Chris van Swaay (De Vlinderstichting) |
status sinds 1982 | Nog te bepalen |
Mobiliteit, verspreiding en trend
De dagpauwoog is een mobiele vlinder die vele tientallen tot honderden kilometers kan zwerven. In sommige jaren zwerven grotere aantallen over grote afstanden. Zo'n jaar was bijvoorbeeld 1995 toen in juli en augustus enorme aantallen dagpauwogen Nederland binnentrokken. Maar deze soort trekt in veel mindere mate dan bijvoorbeeld de atalanta of de koolwitjes. Bovendien waaien de vlinders vooral met de wind mee, van gerichte trek in een bepaalde richting is geen sprake. Vlinders van de zeldzame tweede generatie blijken gemiddeld eerder te gaan zwerven. (Roer 1969, Lempke 1972, Veling 1995b, Heinze 1996, De Vos & Rutten 1996).
De dagpauwoog komt voor van Ierland tot Japan en van Midden-Scandinavië tot Zuid-Spanje. Het areaal breidt zich vermoedelijk door de opwarming van het klimaat noordwaarts uit. In Nederland is het een zeer algemene standvlinder. Met meer dan 94.000 waarnemingen van 655.000 individuen is dit een van onze algemeenste dagvlinders. Vermoedelijk is hij niet altijd zo algemeen geweest. Snellen (1867) schrijft dat de dagpauwoog 'soms bij gehele vlugten voorhanden is; in enkele jaren bijna verdwenen'. Ook Ter Haar (1928) noemt deze soort meer dan vijftig jaar later slechts 'niet zeldzaam', en laat zich niet uit over jaarlijkse wisselingen in aantallen. Waarschijnlijk was de dagpauwoog aan het begin van de vorige eeuw minder algemeen dan nu en werden de jaarlijkse aantallen aangevuld met zwervers uit het zuiden. In de loop van die eeuw is het verspreidingsgebied uitgebreid. (Parmesan et al. 1999)
Uit het Landelijk Meetnet Vlinders blijkt dat de stand jaarlijks fluctueert. Deze fluctuaties hebben waarschijnlijk niet alleen te maken met invasies uit buurlanden maar ook met de kwaliteit van de waardplant. Brandnetels kunnen slecht tegen lange droogteperioden waardoor er in droge zomers minder voedsel voor de rupsen is. Uit het meetnet blijkt ook een sterke achteruitgang van de aantallen in de populaties, terwijl er landelijk sprake is van uitbreiding. (Van Swaay & Groenendijk 2005).
Bron
Auteur(s)
Wynhoff, I., Swaay, C. van, Groenendijk, D., Bosveld, M., Bos, F.
Publicatie
- Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay & I. Wynhoff 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting, Wageningen en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Nederland.