De boserebia komt in een groot deel van Europa voor. De dichtstbijzijnde populaties vliegen in de Duitse Eifel en de Hoge Venen (België).
De waardplanten zijn diverse grassoorten. De soort leeft op open plekken in bossen en bij bosranden. Hij vliegt in één generatie per twee jaar tussen eind juni en begin augustus en overwintert het eerste jaar als eitje en het tweede jaar als halfvolgroeide rups. Hij wordt vermeld als vrij honkvast. (Bink 1992).
De boserebia is tweemaal in Nederland waargenomen: bij Ugchelen in 1907 (ten zuidwesten van Apeldoorn ge, adult) en op 28 mei 1937 bij Belfeld (li, één vrouwtje en twee mannetjes). De laatste waarneming is enigs-zins omstreden. De datum van deze vondst komt niet overeen met de vliegtijd van deze vlinder en in dezelfde collectie bevond zich ook een bergerebia Erebia epiphron die bij Tegelen (li) gevangen zou zijn. Dit laatste is vrijwel onmogelijk. De determinatie is echter correct (de exemplaren zijn nog steeds in de collectie van Ottenheijm aanwezig) en de waarnemer is te goeder trouw. (Lempke 1957).
Bron
Auteur(s)
Wynhoff, I., Swaay, C. van, Bosveld, M., Groenendijk, D., Bos, F.
Publicatie
- Bos, F., M. Bosveld, D. Groenendijk, C. van Swaay & I. Wynhoff 2006. De dagvlinders van Nederland, verspreiding en bescherming. Nederlandse Fauna 7. De Vlinderstichting, Wageningen en Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey, Nederland.