Overslaan en naar de inhoud gaan

Tweekleurig hooibeestje Coenonympha arcania

Foto: Paul Kersten

Indeling

Satyrinae [subfamilie]
Coenonympha [genus] (4/4)
arcania [soort]

Levenscyclus en gedrag

De waardplanten van het tweekleurig hooibeestje zijn diverse grassoorten, vooral schapengras maar ook beemdgras, struisgras of parelgras. De eitjes worden afzonderlijk op de waardplant afgezet. Het vrouwtje heeft een voorkeur voor polletjes die groeien in een open vegetatie of bij kale grond. De rupsen groeien traag en overwinteren halfvolgroeid, diep verborgen in de graspol. De soort verpopt zich vlak bij de bodem aan stengeltjes van grassen of kruiden. De vlinders drinken nectar van kruiden maar kunnen ook op (dauw)water zo'n 10 dagen blijven leven. De dichtheid op de vliegplaatsen is hoog, ca 64 individuen per ha. De mannetjes vinden de vrouwtjes overwegend door middel van patrouillevluchten. (Bink 1992).

Vliegtijd en overwintering

Het tweekleurig hooibeestje vloog in één generatie tussen 11 juni en 15 juli. De uiterste data waarop een vlinder is waargenomen zijn 2 juni en 12 augustus. De soort overwintert als halfvolgroeide rups.

Bron

Auteur(s)

Wynhoff, I., Groenendijk, D., Swaay, C. van, Bosveld, M., Bos, F.

Publicatie